De fouten van de Heineken-ontvoerders

De fouten van de Heineken-ontvoerders

Het derde boek van Heineken-ontvoerder Jan Boellaard (71, alias “Poes”) en diens broer George is het hoofdgerecht. Na eerst de beginjaren van zijn criminele organisatie en de geruchtmakende roofovervallen te hebben beschreven is in dit derde deel de Heineken-ontvoering aan de orde.

Door @Wim van de Pol

Boellaard probeert de zaken niet mooier af te schilderen dan ze zijn. Hij toont zich een schurk die zich over de rug van anderen wilde verrijken en daarvoor zijn uiterste best deed.

In ‘Het gebeurde in het westen’ lezen we de details over de operatie, die als je het aan een willekeurige Nederlander vraagt vooral een zaak van Cor van Hout en Willem Holleeder is geweest.

Dat was niet zo.

Boellaard, Frans Meijer en Cor van Hout hadden de grootste mond. Zij waren de harde kern, Holleeder was de jongste, en als laatste aangeschoven bij de kleine criminele organisatie, die Jan en Frans in de jaren zeventig “Epancratius” hadden gedoopt.

Niet toevallig noteert Boellaard nauwgezet hoe bij de vergaderingen over de ontvoeringsklapper van 1983 steeds maar weer “Willem” de drankjes en de broodjes op tafel zet.

Brandstoftank

‘Het gebeurde in het westen’ toont veel meer nog dan het boek dat Peter R. de Vries met Cor van Hout maakte de methodische en doordachte aanpak van de vier, waarbij ook de blunders en de verkeerde afslagen worden vermeld.

Zo is er een boel energie, en een hele bom duiten uit de ontvoeringskas, gestopt in de aanschaf van een grote ondergrondse brandstoftank om Heineken en zijn chauffeur in op te bergen. Uiteindelijk blijft die tank aan de kant van de weg staan. De gewezen klussers Jan en Frans monteren, metselen en timmeren een geluiddicht cellenhuisje in de loods op industrieterrein De Heining bij Halfweg. De ruimte met professioneel verborgen ingang ontdekte de politie maar met moeite.

Rijk persoon

Het viertal komt met nieuwjaar 1983 tot het besluit een ‘reuzenklapper’ te gaan maken met de ontvoering van een rijk persoon: “Operatie Rolls Royce”, die later dat jaar “Operatie Heintje” zal worden.

Eerst volgt de brainstorm over een doelwit. Heineken figureert uiteindelijk in een shortlist van zeven, waarop ook Wisse Dekker van Philips, Anton Dreesmann en Albert Heijn figureren.

Frans Meijer blijft pushen op Teun van Wettum van de Bank voor de Bouwnijverheid, die volgens zijn ‘inside information’ puissant rijk zou zijn.

‘Wie is dat?’ vraagt Cor. (…) Ik ken die hele Van Wettum niet.’

Van Wettum is ‘dé man in de onroerend goedwereld’, zegt Meijer.

‘Kletskoek,’ vindt Cor, ‘dan had ik dat ook wel geweten.’

Miljardair

Quote ontdekte Van Wettum pas laat, maar stelde toen vast dat hij een van de weinige Nederlandse miljardairs is geweest. Jan en Frans vermoedden indertijd zoiets ook al op grond van de jaarcijfers van zijn bedrijven die ze opvroegen bij de kamer van koophandel.

‘Het lijkt erop dat Frans toch gelijk heeft’, moest Cor toegeven.

Wat de vier waarschijnlijk niet wisten was dat Van Wettum een goede bekende van Prins Bernard was, en schoonvader van de broer van hasjhandelaar Klaas Bruinsma, en opa van drie kleinkinderen.

Van Wettum wordt door Jan en Frans een paar keer afgelegd, van zijn huis in Blaricum naar zijn sjieke kantoor naast het Vondelpark.

Willem Holleeder steekt ondertussen energie en tijd in Wisse Dekker van Philips. Holleeder heeft toevallig een minnares in Eindhoven die als directiesecretaresse geregeld met Dekker om de tafel zit.

Allebei

Als uiteindelijk de groepskeus op Heineken valt is Holleeder tegen, aldus het boek. Hij is ertegen omdat Freddy Heineken en diens chauffeur Ab Doderer hem persoonlijk kennen. Holleeders vader was enige tijd directe collega van Doderer. Het risico van herkenning vindt hij te groot.

‘Ik heb daar een oplossing voor,’ antwoordt Cor. ‘We ontvoeren ze gewoon allebei, zowel Heineken als zijn chauffeur. Als ze eenmaal bij ons in de bergplaats zitten, kunnen we er op ons gemak achter komen of ze Willem herkend hebben. En als dat zo is, dan gaan we rustig bij elkaar zitten om te bespreken wat er vervolgens gaat gebeuren. Dat kunnen dan weleens drastische maatregelen worden.’ Cor is even stil. ‘Wat vinden jullie van mijn voorstel?’

Drastische maatregelen zijn er nooit gekomen. Het bleef bij de dreiging vingers af te snijden.

Als toch de definitieve keuze op Freddy Heineken is gevallen raakt het groepje in juichstemming.

Applaus, iedereen blij, Holleeder wat minder. Er wordt op gedronken. Holleeder pakt drie biertjes uit de koelkast, zelf neemt hij een Spaatje.

In het Duits

Jan Boellaard heeft voor zijn dagboekaantekeningen en het latere boek terdege research gepleegd. Door het opzoeken van straatnamen op kaarten en het herlezen van oude publicaties en dossiers heeft hij zijn geheugen opgefrist. Het lijkt erop dat hij zijn relaas zo eerlijk mogelijk heeft gedaan.

Een van de schokkende ontboezemingen is zijn kennelijke bereidheid op verschillende punten in zijn leven en de ontvoeringszaak tot extreem geweld tegen politie over te gaan (hij schoot na zijn Heineken-straf in 1994 tijdens een achtervolging in een drugszaak een douanier dood).

Met name de beschrijving van de kleine details over de daadwerkelijke ontvoeringsactie, en de omgang, de gesprekken in het Duits, met de gegijzelde Heineken en Doderer zijn fascinerend. Zo ook de pogingen van Heineken om een van de ontvoerders los te weken door hem het aanbod te doen om in Zwitserland voor hem te gaan werken.

Jaar opgerekt

Boellaard onthult in het nieuwe boek dat hij in vorige versies van manuscripten ten onrechte Willem Holleeder pas in 1983 bij de groep zijn debuut had laten maken. Zo werd Holleeder als deelnemer aan gewelddadige en geruchtmakende roofovervallen weggehouden. Dat is (ook in het voorgaande boek Bloedgabbers) gecorrigeerd.

Iets dergelijks was gebeurd in het boek van Peter R. de Vries en Cor van Hout. Van Hout rekte de voorbereidingen voor de ontvoering een jaar op, terug in de tijd.

Het besluit om te ontvoeren is in het boek van Cor van Hout gedateerd tijdens de nieuwjaarsviering van 1981-82. Van Hout creëerde zo min of meer een alibi voor de speedbootoverval in Aalsmeer en de overval op het districtspostkantoor aan de Oosterdokskade in Amsterdam, op 6 januari 1982.

Holleeder mocht er in 1982 bij die nieuwjaarsbijeenkomst overigens nog niet bij zijn. Een jaar later op 1 januari 1983 – als het fatale besluit over de ontvoering valt – wel.

Fouten

Wie de tipgever van “tip 547” is geweest die de recherche naar de ontvoerders leidde is nog altijd een raadsel. De schrijvers van het boek houden het erop dat het iemand geweest moet zijn die het groepje al kende uit de Staatsliedenbuurt, van lang voor de ontvoering.

Dat het misging en hij door politie plotseling op de stoep werd gegooid was voor Jan Boellaard een ‘schok door heel mijn lichaam. Heel mijn leven trok in enkele seconden door me heen.’

Boellaard kon zich niet voorstellen dat ze fouten hadden gemaakt.

Maar die hadden ze wel gemaakt. Boellaard beschrijft hoe de toenmalige onderzoeksleider commissaris Kees Sietsma vond dat ze geen echte gangsters waren.

Een rechercheur vond dat ze met ‘een stelletje mietjes’ te maken hadden. De ontvoerders hadden een foto van Heineken met een bebloede mitella opgestuurd om te tonen dat ze een vinger hadden afgehakt. ‘Als jullie echte gangsters waren, laat je die afgehakte vingers op de foto zien en geen bebloede mitella, Jan,’ zei een rechercheur.

Geen hit-and-run

Een van de grootste fouten was dat ze tevoren geen rekening hadden gehouden met de vertragingstactiek van de politie.

We hadden ons de ontvoering als een soort hit-and-run voorgesteld. Het moest binnen drie, vier dagen voltooid zijn. Daar kwam niets van terecht. De politie zat erachter. Als ze na de eerste oproep het geld overgedragen hadden, dan hadden ze het nakijken gehad en de Epancratius nooit opgespoord. Maar dat zag de politie niet zitten. Onze sanctie op die vertragingstactiek was te mild.

Spijt

Achteraf bezien is de schietgrage Boelaard toch blij dat hij bij zijn arrestatie geen vuurwapen droeg. ‘Het was allemaal al erg genoeg.’

Geld heeft hij niet overgehouden aan de ontvoering, zijn deel van het losgeld werd gepakt. Heeft hij spijt? Wie zal het zeggen.

‘Ik heb spijt dat de ontvoering zo gelopen is’, zijn zijn laatste woorden in het boek.